“Mama, ik vind het zielig voor oma, alleen in die kist onder de grond.” Voor kinderen is de dood ingrijpend en soms onbegrijpelijk, maar in iedere leeftijdsfase anders. Veel ouders willen hun kinderen beschermen voor de dood. Voor volwassenen klinkt het woord ‘doodgaan’ hard, maar voor kinderen is duidelijk taalgebruik belangrijk.
Hoe een kind reageert op overlijden heeft niet alleen te maken met leeftijd, maar ook met gevoeligheid en natuurlijk met de band die het met die ander had.
‘Oma is er niet meer’, ‘Oma slaapt’, ‘Oma is een sterretje geworden’, of ‘Oma is ingeslapen’. Het klinkt mooi, maar kan ook juist onnodig heel verwarrend zijn. Kinderen gaan dan fantaseren en maken het in hun hoofd vaak alleen maar groter en enger. Bovendien bestaat de kans dat ze zelf bijvoorbeeld niet meer durven te gaan slapen. Praat daarom tegen kinderen in normale, heldere, concrete taal.
Door open over de dood te praten, geef je kinderen ruimte om te ontdekken wat doodgaan inhoudt. Dat het niet eng hoeft te zijn. Dat je er verdrietig van kan worden, of boos, of misschien wel opgelucht, als iemand verder lijden bespaard blijft. Door erover te praten ontdek je soms dat je kind dingen verkeerd begrepen heeft, je kunt dan uitleg geven.
Geef kinderen ruimte om te rouwen op hun eigen tempo
Misschien word je er zelf verdrietig of gespannen van om over de dood te praten. Dat kun je ook aan je kind uitleggen, het laat ze zien dat het oké is om deze emoties te ervaren.
Het geloof kan een steun zijn in het omgaan met de dood. Een kaarsje aansteken in een kerk is een mooie vorm van herdenken. De gedachte dat een geliefde in de hemel is en dat het daar goed is, geeft rust.
De dood is dan niet het einde, maar het begin van iets nieuws, waar je later samen deel van mag zijn.